In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle
Liefde voor iedereen, haat voor niemand

zaterdag, oktober 25, 2025

بِسْــــــــــــــــــمِ اﷲِالرَّحْمَنِ اارَّحِيم
In naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle
Liefde voor iedereen, haat voor niemand

HomeAntwoorden op bezwarenHoofddoek is geen symbool

Hoofddoek is geen symbool

Geschreven door de heer Attaul Latief Verhagen

Advocaat-generaal Rantos van het Hof van Justitie van de Europese Unie vindt dat een werkgever zijn werknemers mag verbieden een hoofddoek te dragen onder het mom van neutraliteit (NRC 3 maart 2021).

De hoofddoek is echter geen symbool van religieuze partijdigheid, maar een universeel kledingstuk dat in vele culturen en religies voorkomt, zoals in het hindoeïsme, jodendom, christendom en later pas in de islam. We zien het bedekken van het hoofd uit respect ook terug in de traditie van het dragen van hoedjes tijdens Prinsjesdag. Beperkingen hieraan opleggen is zowel een inbreuk op de godsdienstvrijheid als op de lichamelijke integriteit.

Het is trouwens de wereld op zijn kop als men zich moet aanpassen aan intolerante individuen die er aanstoot aan nemen als iemands mogelijke religie afleidbaar is. Een neutrale uitstraling waar iedereen zich in herkent is bovendien lastig te realiseren. Een diverse uitstraling is dan praktischer.

Het is juist een teken van transparantie als iemands geloof van buiten zichtbaar is. Bij onzichtbare overtuigingen kunnen mensen heimelijk en dus makkelijker partijdig zijn.

Sterker nog, van degenen die openlijk moslim zijn, mag de hoogst mogelijke standaard van neutraliteit worden verwacht. Zo mogen zij worden aangesproken op de koranische instructie:

“O u die gelooft, wees nauwgezet in het naleven van rechtvaardigheid, terwijl u getuigen voor Allah bent, zelfs al was het tegen uzelf, of ouders en verwanten. Hetzij rijk of arm, Allah is behoedzamer over hen. Volg niet de begeerten, opdat u niet onrechtvaardig zult zijn. En als u de waarheid omzeilt of u ervan afwendt, Allah is goed op de hoogte van wat u doet.” (4:135/136)

Meest gelezen